Historie

De reden dat ik bij Tebodin in Den Haag ging werken in 1984 was heel simpel.
Mijn vader werkte daar sinds 1950 bij de afdeling staalbouw. Dat was de eerste afdeling van Tebodin na de oprichting in 1946. Hij had enkele jaren werktuigbouw gestudeerd en was in techniek geïnteresseerd geraakt door zijn vader die op Ambon een kleine scheepswerf op het strand had en technische zaken regelde voor het familiebedrijf de Firma Ongkiehong.
Hij was ook in de stad Ambon actief , o.a. voor de elektriciteitscentrale en voordien was hij superintendent van de Elektriciteitsmaatschappij van Bali en Lombok.
Mijn opa kwam in 1909 naar Den Haag na eerst in de marinescheepswerf in Soerabaja te hebben gewerkt en daarna heeft hij als tweede machinist gevaren op een stoomschip. In Den Haag werkte hij in de energiecentrale en volgde een avondopleiding aan het Mathesis Scientiarum Genitrix in Leiden. Van 1911-1913 studeerde hij werktuigbouw en elektrotechniek aan de Ingenieursschool in Mittweida Duitsland en ging daarna kort in Buenos Aires wonen omdat zijn Duitse vrienden dat hadden aangeraden voor een mooie toekomst. Door het plotseling overlijden van zijn vader keerde hij terug naar Ambon voor het familiebedrijf en ook zijn scheepswerf.

Bijzonder was dat techniek in de tijd voor de eerste wereldoorlog in Saksen op wereldniveau stond en bijna de helft van de studenten daar uit alle landen van de wereld kwamen. Zo was daar een sterke industrie voor auto’s, vrachtauto’s en railvoertuigen.
Mijn broer volgde een ingenieursopleiding aan de Fachhochschule van Furtwangen.
Dus techniek zit in ons DNA!

Enkele maanden na mijn in indiensttreding bij Tebodin ging mijn vader met pensioen en enkele jaren later hebben hij en ik samengewerkt voor het Zavin project voor het ontwerp van een verbrandingsinstallatie voor specifiek ziekenhuisafval.
In tegenstelling tot het werk als statiker van mijn vader waarbij het gaat om de berekening en het ontwerp van staalconstructies heb ik mij altijd bezig gehouden met installaties waarin bewegingen centraal staan zoals CNC-machines, verpakkingsmachines, magazijnen en productielijnen in het algemeen. Groot verschil verder is dat mijn vader door zijn collega’s specialist onder de specialisten werd genoemd en ik feitelijk nergens in gespecialiseerd ben.
Voor ik bik Tebodin ging werken, kende ik al heel wat collega’s van mijn vader uit verhalen en die bij ons op bezoek kwamen en verder ook ex-collega’s en gepensioneerden.
Zo vertelde Anton Verburg, de derde man die in dienst kwam na de heer Pardoen veel anekdotes over de oprichter van Tebodin Prof. van Iterson in wiens woning Tebodin de eerste jaren gevestigd was.

De keuze om werktuigbouw te gaan studeren kwam voor een groot deel door mijn vader maar ik was in het begin nooit een echte sleutelaar, hoewel ik vaak aan mijn fiets sleutelde. Door mijn opa van moederszijde die vroeger bankdirecteur was en graag zelf knutselde en geabonneerd was op het tijdschrift “Doe het Zelf”, heb ik zelf ook leren knutselen en bouwde op dertienjarige leeftijd een duivenhok dat mijn vader en ik eerst volledig op papier hadden uitgetekend.
Maar vanaf 1980 toen in met Amerikaanse auto’s ging rijden, ging ik veel sleutelen om deze te onderhouden en te restaureren en dat was een goede aanvulling op de theoretische kennis die ik opdeed in de studie en het werk.
Mijn afstudeervakgroep was Werkplaatstechnische Productie Systemen die onder leiding stond van Prof. L.N. Reijers. Daar stonden CNC machines zoals draaimachines, freesmachines en robots centraal en was de net in opkomst zijnde microprocessor praktisch altijd een onderdeel in de afstudeeropdrachten.